Het onderzoeksproject Toekomstgericht onderwijs is gericht op ‘andere’ doelen: persoonsvorming, kritisch denken, creativiteit, maatschappelijk bewustzijn, zelfsturing en samenwerken. Visie, ontwerp en ontwikkeling en evaluatie staan hierbij centraal. In drie jaar worden drie deelonderzoeken uitgevoerd. Bij alle onderdelen werken docent-onderzoekers binnen de scholen samen met een onderzoeker van het Kohnstamm Instituut of de Universiteit van Amsterdam.
Het project is gestart in september 2015 en loopt door tot juni 2018.
In dit eerste deelonderzoek hebben de consortiumscholen hun eigen manier van werken in kaart gebracht in een portret van de school. Sommige scholen werken al langere tijd aan de ‘andere doelen’, andere scholen zetten hun eerste stappen in die richting. In deze schoolportretten (zie Opbrengsten en kennisverspreiding) beschrijven de scholen naar welke ‘andere doelen’ ze streven en hoe ze daaraan (willen) werken in hun curriculum en met welke didactische aanpak. Ook beschrijven ze hoe ze daarbij rekening (willen) houden met verschillen tussen leerlingen, bijvoorbeeld tussen jongens en meisjes en tussen leerlingen met verschillende cognitieve capaciteiten.
Om dit alles in kaart te brengen hebben de docent-onderzoekers van de scholen informatie verzameld bij collega’s, de schoolleiding en leerlingen. Al die gegevens samen zijn verwerkt in een schoolportret dat andere scholen een ‘kijkje in de keuken’ geeft als het gaat om de concrete vormgeving van onderwijs gericht op bovengenoemde ‘andere’ doelen.
Daarnaast zijn van nog zes scholen met een vernieuwend onderwijsconcept schoolportretten gemaakt op basis van interviews. Ook deze portretten zijn te vinden op deze website (zie Opbrengsten en kennisverspreiding).
In dit deelonderzoek gaan de scholen uit het consortium aan de slag om strategieën voor het werken aan ‘andere doelen’ verder te ontwikkelen en/of te evalueren. Ook het omgaan met verschillende leerbehoeften van leerlingen krijgt hierbij aandacht.
Elke school maakt hiervoor een eigen plan, passend bij de eigen schoolontwikkeling en de doelen die de school wil bereiken. De doelen waaraan wordt gewerkt zijn bijvoorbeeld zelfsturing, creatief vermogen en kritisch denken.
Uiteindelijk geven de resultaten van dit deelonderzoek inzicht in goede strategieën voor het realiseren van een variatie aan ‘andere doelen’: hoe geef je die doelen vorm in pedagogisch-didactisch handelen en hoe kun je vaststellen of je die doelen bereikt? En: hoe kan een school daarbij tegemoet kan komen aan verschillende leerbehoeften van leerlingen?
Zie voor de eindrapportages van de scholen: Opbrengsten en kennisverspreiding
Dit derde deelonderzoek loopt als zelfstandig onderzoek naast de eerste twee onderdelen en is van wat andere aard: de aandacht gaat niet naar het ontwikkelen van onderwijs, maar naar het meten van het onderwijsaanbod en de opbrengsten bij een aantal ‘andere doelen’: persoonsvorming, kritisch denken, creativiteit, maatschappelijk bewustzijn, zelfsturing en samenwerken. Slagen scholen erin om zowel ‘andere’ als traditionele (cognitieve) doelen te realiseren, voor verschillende groepen leerlingen?
Om een goede vergelijking te kunnen maken, doen ook vijf controlescholen aan het onderzoek mee: scholen die niet werken met een vernieuwend onderwijsconcept. Klopt het dat op vernieuwende scholen leerlingen beter presteren op de ‘andere doelen’ en dat ze het even goed doen als andere scholen als het gaat om ‘traditionele doelen’?
We richten ons in dit deel van het onderzoek op de onderbouw. Voor het meten van aanbod en opbrengsten van de genoemde andere doelen gebruiken we deels bestaande en deels zelfontwikkelde instrumenten. Voor de cognitieve doelen gebruiken we gegevens van instrumenten die de scholen zelf gebruiken (Cito-toetsen, Diatoetsen).
Zie voor opbrengsten: Opbrengsten en kennisverspreiding